In de nazomer van 1624 schreef de Haagse dichter Constantijn Huygens (1596-1687) een reeks tienregelige gedichtjes die bekend zijn geworden onder de verzamelnaam Dorpen en Stede-stemmen.
In de reeks Dorpen en Stede-stemmen stellen zes dorpen (Valkburg, Loosduinen, Scheveningen, Rijswijk, 's-Gravezande en 's-Gravenhage) en de achttien steden van Holland zich voor aan de lezer. De plaats vertelt de eigen kwaliteiten.
Hoorn stelde zich voor als volgt:
HOORN
Ben ick de MoederStad van soo veel moedigh bloed,
Dat soo veel wondren dé, en soo veel wondren doet;
Van Mannen die vermant voor Mannen noyt en weken,
Van Zeilers die verzeilt voor Zeilers noyt en streken;
Heb ick van allen eerst ’tgroot Haring-nett gebreydt,
Van allen eerst gespreidt, van allen eerst verbreydt;
Ben ick de Zuyvel-mouw van voor en achter Stavren;
Ben ick soo verr ick sie de Vrouwe vande Klavren;
En vraegtmen hoe ick Hoorn van ouds herr heeten moet?
En heet ick anders recht als Hoorn van Overvloed?
Hag. 12°. 7b. (Sept.)
De gedichtenreeks Dorpen en Stede-stemmen heeft Huygens geschreven tussen augustus en oktober 1624 in een andere volgorde dan waarin zij later zijn gepubliceerd. Die over Hoorn in september, zie datum onder gedicht. Met deze reeks heeft Huygens geen nieuw genre gecreëerd. Wel heeft hij een eeuwen oud genre op eigenwijze geïmiteerd.
Lofdichten op steden komen veelvuldig voor in de klassieke Griekse en Latijnse poëzie. Tijdens de Renaissance komen de stede dichten opnieuw tot een zekere bloei. In de 17e eeuw waren er meer dichters die lofdichten op steden schreven, bijvoorbeeld Hugo de Groot en Vondel.
Bron: site van Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
Redactie "veel gestelde vragen": Diana van den Hoogen, Hoorn