Meer dan een eeuw actief voor Hoorns erfgoed

Het Hoorns (1)

Eerder verschenen in West-Frieslands Oud en Nieuw, 24e bundel, pagina 155-158.
Uitgave: Historisch Genootschap "Oud West-Friesland", 1957.

Wat doet een taalkundige temidden van hen die Hoorns verleden herdenken en die haar toekomst trachten uit te stippelen! Het gesproken woord vervliegt en er blijft niets van over. De historicus heeft zijn kronieken, oude gebouwen, meubels en serviezen, schilderijen en prenten om zich een beeld te vormen van het verleden. Maar zijn beeld is verstard, want de mensen op de schilderijen praten niet, lachen niet en maken geen gebaren, hun kleren ruisen niet onder het gaan, hun klompen klikklakken niet op de tegels. Het is stil, want het geluid ontbreekt. En het geluid, de klank, is van de taal het belangrijkste, vooral in vroeger tijd, toen men zo weinig schreef en las.

En het schrift? Als weergave van het gesprokene heeft het weinig waarde. Men kan de klank niet in tekens vangen, men kan hoogstens aanduiden. En hoe kan het schrift de Westfriese zangerigheid uitdrukken! Nooit heeft in vroeger dagen een schrijver muzieknoten gebruikt om de melodie van het gesprokene vast te leggen.

Het is geen wonder dat sommigen zich afvragen of taalkunde dan wel een wetenschap is, als ze met zo weinig- gegevens moet werken. Maar doet de archaeoloog niet hetzelfde? Hij moet proberen wat scherven aan elkaar te passen en zien of er wat bruikbaars te voorschijn komt. En kan de anthropoloog uit de gevonden botten nagaan of de mensen bolle en rode wangen hadden of dat ze bleek en mager waren? Maar andere dingen weet hij wel. En zo weet ook de taalkundige wel iets.

Daar er uit vroeger eeuwen geen geschreven Westfries bewaard is, kunnen we over de vroegere Westfriese klanken weinig te weten komen. Dr. Karsten zegt in zijn boek over het Drechterlands dat er na 1600 wel geschriften van Westfriezen bewaard zijn, maar dat men hierin ternauwernood weergave van het dialect vindt. De schrijftaal stond in de 17e eeuwen later sterk onder de invloed van de Zuidnederlandse schrijftaal. In de kluchten van die tijd vindt men wel eens spreektaal, b.v. Amsterdams in de kluchten van Bredero, maar ik ken geen kluchten met Westfries erin. Misschien zou een nauwkeurig onderzoek van de oude Westfriese archieven nog een en ander opleveren. Maar wie de studies kent, die aan dergelijke onderzoekingen gewijd zijn, en weet hoeveel tijd het kost zal er ternauwernood aan durven beginnen.