Meer dan een eeuw actief voor Hoorns erfgoed

Vereniging Oud Hoorn - Actualiteit

Coen en zijn tijd   (20-06-2020)

Winkelartikel: Coen - en zijn tijdCoenkenner Egbert Ottens vindt dat standbeeld van J.P. Coen blijven moet als oproep voor menswaardige samenleving. Het oplaaien van de discussie over het beeld van J.P. Coen verbaast Egbert Ottens, auteur van het boek ’Coen en zijn tijd’ allerminst. Over de reden van het debat is hij meer verrast.
Het was waarschijnlijk dezelfde reflex waarmee de krant mij om een opiniestuk vroeg over het beeld van J.P. Coen in Hoorn en de voorgenomen demonstratie van de Black Lives Matters-beweging en aanverwante organisaties op de Roode Steen in Hoorn en mijn toezegging: Lijkt me leuk.

Naarmate ik er meer mee bezig was, groeide het besef dat anders dan de discussies in Hoorn van nog geen tien jaar geleden, die vooral over de kwalijke kanten van het kolonialisme als systeem gingen, in het huidige debat naar aanleiding van de dood van George Floyd een ander facet centraal was komen te staan: dat van de gevolgen van dat systeem voor groepen en individuen. Niet de schaamte over het kolonialisme maar het dieper gelegen ’virus’ in onze beschaving en samenleving, dat, zonder dat we dat beseffen, stoelt op een blank superioriteitsgevoel. Het uit zich, onbewust en ongewild vaak, in discriminatie, algemeen en institutioneel racisme, etnisch profileren en veel meer. We hebben het niet eens in de gaten. Het is deel gaan uitmaken van het genenpakket dat wij blanken meedragen. Tien jaar geleden stond het stelsel als systeem in de beklaagdenbank.

Kop van Jut
Omdat de organisatie als plek voor de demonstratie van vrijdag in Hoorn voor de Roode Steen had gekozen, bij het beeld van Coen, ben je snel geneigd te denken dat het weer over hem gaat. Zo ging het ook bij mij. Immers, sinds het eind van de negentiende eeuw fungeert Coen als nationale kop van Jut zodra het over ons koloniale verleden gaat.
 
Mijn boek ’Coen en zijn tijd’ (2013) eindigde met de voorspelling dat na de laatste debatten in de Hoornse gemeenteraad en het aanbrengen van de plaquette met een evenwichtige tekst - waarin expliciet aandacht werd besteed aan de duistere kanten van het koloniale stelsel en ook de wandaden van de VOC, onder Coen en later in Indië - de discussie daarmee niet was gedoofd maar telkens opnieuw zou opvlammen. Geschiedenis is rekenschap geven van het verleden en dat is nooit definitief en af. Zo’n debat hoort bij een volwassen samenleving, al was het niet de bedoeling van onze eind 19e eeuwse voorouders. Zij wilden in een vlaag van internationaal nationalisme Coen in zijn geboortestad eren.

Ons land en Hoorn hadden veel aan de VOC en, na het faillissement van de compagnie, haar opvolger de Nederlandsche Handel Maatschappij te danken. Onze welvaart, opgebouwd in de Gouden Eeuw, was er aan te danken. Als een van de eersten vroeg Multatuli in zijn Max Havelaar aandacht voor de kwalijke kanten van het koloniale stelsel. En als we eerlijk zijn: als de gemeenteraad vandaag de dag een voorstel kreeg voorgelegd om een standbeeld van Coen op het centrale plein in Hoorn te plaatsen, dan was de uitkomst op voorhand helder. Wij staan nu anders in de tijd. Het zou ongetwijfeld met ruime meerderheid zijn weggestemd.
Tijdens de rechtszaak die destijds onder leiding van Maarten van Rossem door het Westfries Museum was georganiseerd over wat wij in Hoorn met het beeld aan moesten, waren de meningen verdeeld. De tegenstanders van Coen wilden het standbeeld weg hebben. Coen als uithangbord van het kolonialisme was geen reclame voor de stad. Zij schaamden zich er voor. Helemaal weg, of een plekje achteraf in de museumtuin dat kon nog net. Maar een meerderheid was het daarmee oneens. Om een veelheid van redenen.

Coen was misschien een rotvent, maar wel onze rotvent. Hij had ontegenzeggelijk iets groots verricht. Coen hoorde bij zijn stad, was het dna van de stad, en de geschiedenis was nu eenmaal een gepasseerd station. Daar kon je niets meer aan veranderen.
Anderen pleitten ervoor om Coen niet uit het zicht te plaatsen. Want zo zou ook de herinnering aan de rijke geschiedenis van de stad én de daarmee inherent verbonden zwarte kanten geleidelijk naar de rand van ons nationale geheugen afdrijven om ongemerkt in het zwarte gat van de vergetelheid te verdwijnen.

Evenwichtig
Laten staan, midden op het plein, met een duidelijke verklaring. Die toelichting kwam er. Evenwichtig, met aandacht voor de goede en de zwarte kanten van het kolonialisme. Coen werd niet gespaard, maar een excuus voor de misstanden kon er niet af. Het mechanisme dat zijn bron onder meer vindt in een christelijk geïnspireerd blank superioriteitsgevoel heeft door de geschiedenis heen grote ellende veroorzaakt. Vanaf de middeleeuwen bij de ontdekking en onderwerping van landen buiten Europa, als nu nog steeds waar mensen systematisch als minderwaardig worden gekwalificeerd en als groepen apart worden gezet en onderdrukt.
We hebben net stil gestaan bij de herdenking van 75 jaar bevrijding, waarin ons land van een dergelijk systeem werd verlost. Feit is dat zaken waar we nu met afschuw over spreken eeuwen geleden als vanzelfsprekendheid werden gezien en wat eeuwen terug als een bizarre extremiteit werd ervaren thans algemeen wordt aanvaard. Zo is ook de moraal voortdurend aan verandering onderhevig. Had de demonstratie op de Roode Steen gekund, dan was dat de uitgelezen plek. Om dat verleden. Bovendien: de Roode Steen is voor Hoorn wat de Dam voor Amsterdam is. Het stadshart.

En het standbeeld van Coen? Dat – maar ook dit is maar een mening – moet in mijn beleving blijven. Als Denkmal en Mahnmal, een niet te missen oproep om te blijven werken aan een menswaardige samenleving.
Immers: All men are created equal.
Egbert Ottens heeft zich verdiept in J.P. Coen en is auteur van het boek ’Coen en zijn tijd’.
 
Bron: NHD
 
Krantenknipsels mbt Coen treft u hier aan.

 

Nieuwsarchief