De gevangen genomen partijgangers van de Hoekschen werden door de bezetting tot het betalen van een
losgeld verplicht in strijd met het verbod van den stadhouder van 24 Juli 1482. 1 Maximiliaan,
sinds den dood van zijn vrouw Maria in Maart hieraan voorafgaande, regent voor zijn zoontje Philips
den Schoonen nam de gekwelde burgerij in bescherming en gebood paal en perk te stellen aan de knevelarijen,
waaraan het garnizoen zich schuldig maakte. 2
Daar ook de omwonende boerenbevolking zich aan het eigendom der poorters vergreep, gebood Lalaing deze
hiermee op te houden. 3 Om een herhaling van een Hoekschen aanval zoo goed als onmogelijk
te maken en tevens om de omgeving van Hoorn beter in bedwang te kunnen houden, liet Lalaing een fort
bouwen, op de plaats waar toen de Noorderpoort stond, en dit met soldaten bezetten onder bevel van
Philips van Wassenaer. 4 Het interdict dat door de geestelijkheid gelegd was op alle kerken,
kloosters en kapellen te Hoorn, die ontwijd waren door het bloedvergieten, werd in Oct. 1482 opgeheven
door den deken van West-Friesland en tegelijk werden tal van personen van den ban bevrijd. 5
In denzelfden tijd, dat Hoorn ten prooi was aan bovengeschetste onlusten. werd het door den stadhouder
genoodzaakt deel te nemen aan een expeditie tegen den heer van Schagen, die in strijd met het recht en
met veronachtzaming van reeds uitgesproken vonnissen, weigerde zijn schulden te betalen en voldoening
te schenken voor de gewelddaden, die hij tegen zijn broeders en tegen enkele steden had begaan. De
stadhouder verscheen met een krijgsmacht in Noord-Holland en eischte steun van Alkmaar, Hoorn en Medemblik.
Het huis te Schagen werd belegerd en geen uitkomst ziende gaf de kasteelheer zich over, waarop hij in
gevangenschap naar den Haag werd gevoerd. Spoedig daarop werd hij op het huis te Medemblik opgesloten,
waar hij twee jaar later stierf. 6