Van het ter dagvaart vastgestelde grote model - maar in zoverre gewijzigd, dat het in plaats van
26 banken (en dus 26 paar riemen) slechts 19 banken (en slechts 19 paar riemen) zou hebben - werd er
voorlopig maar één galei, en wel te Dordrecht, op stapel gezet.
Deze eerste grote galei voldeed zó goed, dat de Staten begin december 1600 besloten tot aanbouw van
nòg vier of vijf dergelijke gevaarten. Daarvan zou er één te Dordrecht worden getimmerd, "by de
Meester, die de eerste galeye ghemaeckt heeft", één te Rotterdam, één te Amsterdam en één of twee
in West-Friesland. De bouw van het aan Dordrecht toegedachte schip werd echter kort daarop aan
Zeeland opgedragen; in 't Noorderkwartier werd er maar één op stapel gezet. Van de vier nieuwe
galeien waren die van Amsterdam en Hoorn 9 juli 1601 zover gereed, dat zij geëquipeerd en in zee
gezonden konden worden; die van Rotterdam zou, de 16e d.a.v., binnen weinige dagen eveneens gereed
zijn. Ook de Zeeuwse galei werd bijtijds afgeleverd om de andere tegen Spinola's eskader bij te
kunnen staan. Dat onze scheepstimmerwerven, ondanks het gemis aan ervaring op dit gebied, in het
bouwen van deze exotische vaartuigen uitnemend slaagden (wij hebben al gezien, dat Liorne ook in
het vaststellen van "het concept der galeien" een belangrijk aandeel had genomen), bewees de roem,
die onze galeien in deze jaren oogstten. Toen evenwel de wakkere Genuees gesneuveld en Sluis daarop
in 1604 in onze handen gevallen was, met de gehele daar in de haven verzamelde vijandelijke
galeivloot, verloren onze galeien haar reden van bestaan en werden weldra opgelegd en verkocht - of
vergeten! Zo kwamen zij roemloos aan haar eind.
Wie was nu deze Pieter Jansz. Liorne, deze koopman en scheepsbouwkundige, deze "principaelste
Handhaver en aenbinder" van uiterst belangrijke hervormingen, zowel wat onze koopvaardij- als onze
oorlogsvloot aangaat?
Zijn naam Pieter Jansz. "in Lioren of Liorne" wijst er op, dat er zich in de gevel van zijn huis
een steen bevond, of dat er een uithangteken aan zijn gevel hing, waarop de stad Livorno was
afgebeeld. Hieruit kan men opmaken, dat hij tot onze eerste handelaars op Italië behoort.
Hij was de oudste zoon van Jan Willems, die in de geschiedenis der Doopsgezinden een vrij
belangrijke plaats inneemt. Deze Jan Willems werd in 1557 benoemd tot voorganger (oudste) en was
de richting der Friezen toegedaan, een groep bij de Doopsgezinden, die er vrij strenge begrippen
op na hield.