Toen Hoorn in 1492 door de hertog van Saksen werd gestraft voor z'n
aandeel in het 'Kaas- en Broodspel' met verlies van alle privileges,
werd door het Hof van Holland bepaald dat de scholasterie (en het
klerkambt ) hierbuiten vielen.8) Desondanks werden zij enkele jaren
later door Philips de Schone opgedragen aan een zekere Martin (of
Martijn) Wesekaert.9) Weer greep het Hof van Holland in ten gunste van
de stad en dwong de nieuwe klerk-scholaster zijn aanspraken aan Hoorn te
verkopen, hetgeen deze deed voor vier pond.10)
Op het einde van de Middeleeuwen ondervond ook in Hoorn de 'grote'
school concurrentie van particuliere scholen, hier 'onderscoelen'
genoemd. Vooral het koor had onder het teruglopen van het aantal
leerlingen te lijden, terwijl de schoolmeester zijn inkomsten zag
verminderen. Om die twee redenen kwam in 1528 het stadsbestuur dan ook
met een keur, waarbij jongens tot en met 15 jaar werden verplicht naar
de stadsschool te gaan. Wilden ze toch naar een 'bijschool', dan moesten
ze ook aan de stadsschoolmeester schoolgeld betalen.11)
De verplichting (sinds 1528) de grote school te bezoeken hoeven we niet
op te vatten als een soort leerplicht. Zij gold kennelijk alleen voor
die ouders die hun zonen naar 'een' school wilden sturen. De gestelde
leeftijdsgrens van 15 jaar brenge ons niet op een dwaalspoor. De school
was (ook elders) voor jongens van 7 tot en met 15 jaar. In sommige
steden bestond ook voor meisjes van deze categorie gelegenheid -
uiteraard apart - hetzelfde onderwijs te volgen.12) We hebben geen
enkele aanwijzing dat dit ook in Hoorn het geval was.
Voor de Middeleeuwen (evenmin trouwens voor de 16de en 17de eeuw)
bezitten we voor Hoorn gegevens over lesrooster en leerstof. Wel mogen
we aannemen dat beide weinig verschilden van die op andere stadsscholen.
Ook hier zal voor de jongste leerlingen een soort voorbereidende klas
tot de school hebben behoord, waar naast het lezen en schrijven van de
moedertaal misschien ook al dat van het Latijn werd beoefend.13)
De school begon in de Middeleeuwen vroeg: 6 uur 's morgens was geen
uitzondering. Maar om 8 uur volgde al een uur rust. Gewerkt werd dan
weer van 9 tot 10. De middagpauze viel volgens onze begrippen ook wat
vroeg: tussen 10 en 12. 's Middags werd gewoonlijk eveneens drie uur les
gegeven, weer met een uur tussenruimte. De zondag was niet vrij. Wel was
het onderwijs aan de dag aangepast en vielen er uren uit in verband met
de diensten in de kerk, waaraan de jongens - als koorknapen - hun medewerking moesten verlenen.
Men had één of twee vrije middagen en
hoogstens twee maal per jaar 14 dagen vakantie.14)
De in de les gegeven vakken waren die van het laat-Romeinse en
vroegmiddeleeuwse trivium: grammatica (d.w.z. Latijn), dialectica
(d.w.z. dat onderdeel van de wijsbegeerte, dat wij met logica aanduiden)
en rhetorica (d.w.z. het zich goed - in het Latijn - kunnen uitdrukken).
Van het oude quadrivium werd alleen de musica onderwezen. In de praktijk
kwam dat neer op zangles. De andere vakken van het quadrivium waren naar
de universiteit overgegaan (ze behoorden daar tot de faculteit van de Artes
Liberales, de 'vrije kunsten').15)
De grootte van de school in de Middeleeuwen is ons onbekend. Hoorn was
naar de begrippen van die tijd zeker geen kleine stad. Voor ca 1400
heeft men de bevolking geschat op ruim 3000 inwoners (die van Amsterdam
op ruim 4500).16) Op grond hiervan mogen we echter niet te gauw tot een
groot aantal leerlingen besluiten. Er was immers geen leerplicht.
Voornamelijk jongens die priester wilden worden lieten zich inschrijven.
Bovendien was in Alkmaar een beroemde school, die zeker aan de school in
Hoorn leerlingen zal hebben onttrokken. En tenslotte was er de
concurrentie van de particuliere scholen. Aan de andere kant moeten we
bedenken dat de school veel leerlingen uit andere plaatsen van
West-Friesland zal hebben gehad, relatief het minst uit Enkhuizen, waar
een dergelijke instelling bestond.17) De leerlingen die van buiten
de stad kwamen hadden - als studenten - meestal een kosthuis, waar ze
onder de (dagelijkse) controle van de schoolmeesters stonden.
De leerlingen waren zeker niet allen uit de hogere standen afkomstig.
Dit blijkt wel uit een oorkonde van 1481, waarbij een zekere Lollinich
Clais Simonsdochter 'tot salicheyt hoeren sielen' de kerkmeesters van de
parochiekerk een huis en erf schenkt ten behoeve van 'twaleff arme
bequame scolieren'. Van de rente moest de onder-pastoor of zijn kapelaan
jaarlijks op Witte Donderdag hun de voeten wassen. De kosters zouden
ieder een halve stuiver krijgen om 'dat voetwater te warmen', de
scholieren een tarwebrood met een 'pekelharinc'.18)
8) Gonnet, Inventaris Hoorn, regest 1171.
9) Gonnet, Inventaris Hoorn, regest 1218.
10) Gonnet, Inventaris Hoorn, regest 1223, 1224.
11) Westfriesche stadsrechten (uitg. dr. M. S. Pols), 's-Gravenhage 1885-'88, dl. 2, pag. 95.
12) R. R. Post, Scholen en onderwijs in Nederland gedurende de Middeleeuwen, Utrecht 1954, pag. 78, 79.
13) Post, Scholen in de Middeleeuwen, pag. 83, 84.
14) Fortgens, Meesters, scholieren en grammatica, pag. 58. Post, Scholen in de Middeleeuwen, pag. 123, 124. De behoefte
aan vakantie was minder groot door het grote aantal feestdagen, waarop natuurlijk wel in de kerk moest worden gezongen.
15) Post, Scholen in de Middeleeuwen, pag. 93.
16) Koster, Hoorn in de Middeleeuwen, pag. 13.
17) Geraerdt Brandt, in zijn 'Historie der vermaerde Zee- en Koop-stadt Enkhuizen' (Hoorn 1747), vermeldt de
bouw van 'het groot School'op het jaar 1549 en de benoeming van mr. Crispinus Arendonk tot 'Rector of
Bestierder' op 1550 ('om de jeugd in de kennisse der Latijnsche taele te vorderen'). Waarschijnlijk bestond
de school als instelling al veel langer, maar behoorde aan de parochiekerk. De nieuwe 'grote school' stond aan de
Westerstraat. Brandt noemt in zijn 'Beschrijving en Lof der Stadt Enkhuysen' 'het Latijnsche Schoolhuis . . . een
gebouw van den ouden tijdt, dat aansienlijk is'.
18) Gemeentearchief Hoorn; Gonnet, Inventaris nr. 723 (regest 951).