Coen verheerlijkt en verguisd
Coens visie van een groot koloniaal rijk met een profijtelijke inter-Aziatische handel werd pas in de
19de eeuw verwezenlijkt. Coen ging de geschiedenis in als de stichter van Batavia en werd in gedichten,
schoolboekjes en op centsprenten als zodanig bejubeld. Pas in de tweede helft van de 19de eeuw leidde
grondig archiefonderzoek tot kritische kanttekeningen bij de daden van Coen. De discussie werd vertroebeld
doordat Coen weldra tot een personificatie van het kolonialisme werd gemaakt. Telkens dook de naam van
Coen op: tijdens de Atjeh-oorlog zowel als de politionele acties of de kwestie Nieuw-Guinea.
Affiche voor de opvoering van het toneelstuk
‘J.P. Coen’ van J. Slauerhoff. Pas in 1986
opgevoerd door ‘Het Nederlands
Repertoire Gezelschap’.
De opvoering van het kritische toneelstuk over Coen door J. Slauerhoff uit 1930 werd om uiteenlopende
redenen telkens weer verboden. Tenslotte kwam het pas in 1986 tot een opvoering...
Toen Hoorn zich opmaakte om in 1987 een kritische beschouwing aan haar roemruchte zoon te wijden was
reeds dit voornemen aan veel kritiek onderhevig. Tot verbazing en verontwaardiging van Indonesische
belangstellenden die dit ervoeren als een staaltje van post-koloniale betutteling. Men achtte zich mans
genoeg Coen die plaats in de geschiedenis te geven die hem toekomt. Waarbij het aardig is om te weten
dat Coen in de Javaanse mythologie en het wajang-spel een plaats heeft gekregen. Weliswaar als een
tegenstander, maar niettemin als een strijder tegen het feodalisme in Indië, waarmee Coen ondanks
zich zelf een steentje heeft bijgedragen tot het banen van de weg naar de Republiek Indonesië.