Over Schuilkerken meldt de Winkler Prins:
"Schuilkerken is de naam voor de uitwendig niet als zodanig herkenbare kerken die ten
tijde van de Republiek der Verenigde Nederlanden in gebruik waren bij
diegenen die niet tot de bevoorrechte Gereformeerde Kerk behoorden (rooms-katholieken,
remonstranten, lutheranen, doopsgezinden).
Aanvankelijk waren dezen wegens de strenge plakkaten gedwongen hun 'kerk'
of 'bidplaats' onder te brengen in een woon- of pakhuis of op een zolder
en de inrichting zeer sober te houden.
Langzamerhand werd het hun, mede door het stelsel van recognitiën
(betalingen aan de overheid), mogelijk gemaakt in aparte, voor dit doel
gestichte kerkgebouwen bijeen te komen. Dit gebeurde in de onderscheidene
gewesten in een verschillend tempo en ten opzichte van de verschillende
gediscrimineerde confessies niet gelijktijdig; het langst moesten de rooms-katholieken
wachten.
Zo ontstonden in de steden schuilkerken in eigenlijke zin: van buiten
onopvallende gebouwen zonder toren of klok en afgelegen van de openbare
weg, inwendig echter volkomen kerk.
Op het platteland bouwde men zgn. schuurkerken, uiterlijk niet van gewone
schuren te onderscheiden.
De schuilkerken zijn merendeels in de eerste helft van de 19e eeuw afgebroken."
Hoorn
In 1618 kwam prins Maurits met een leger naar Hoorn. Hij zette op een
enkeling na, de gehele vroedschap af en verving deze door een Vroedschap
die zijn opvattingen inzake geloof en politiek aanhing.
In Hoorn beschikten de Katholieken in de 17e en 18e eeuw over vijf schuilkerken.
Ook de niet katholieke groeperingen, die zich niet konden verenigen met
het Calvinisme waren genoopt zich terug te trekken in nauwelijks gedoogde
schuilkerken.
Deze kerken waren bijna alle in de omgeving van de Ramen gesitueerd.
Zo waren er schuilkerken voor Arminianen, Contra-remonstranten, Doopsgezinden,
Lutheranen en Menisten of Mennonieten.
Kaart Doesjan 1794